Archief

Mishandeld en verwaarloosd
‘Niemand zag wat er thuis gebeurde’
Ted Kloosterboer (55) werd van haar vijfde tot haar achtste jaar verkracht door haar vader en vanaf haar geboorte psychisch mishandeld en verwaarloosd door haar moeder. ‘Ik leerde als kind dat ik onbelangrijk was, want niemand greep in.’
‘Mijn ouders hadden een akkerbouwbedrijf en zes kinderen. Ik was een nakomertje, een ongelukje. Mijn moeder zei dat ze blij met me was, maar uit alles bleek het tegendeel. Niets was goed aan mij. Zij vond me dik en lelijk. Mijn vader was gefrustreerd over zijn leven en hield er buitenechtelijke relaties op na. Ik moest bij zijn affaires logeren zodat hij twee maal een excuus had om naar ze toe te gaan: een keer brengen en een keer halen.
Op mijn vijfde begon hij mij seksueel te misbruiken. Ik stond doodsangsten uit als hij me verkrachtte. Meestal gebeurde dat in de badkamer of schuur. Als hij bezig was, verbeeldde ik me dat ik een vogel was die uit mijn lichaam vloog en ergens op een tak ging zitten wachten tot het voorbij was. Als hij klaar was, keerde ik terug in mijn lichaam. Mijn vader zei dat ik tegen niemand iets mocht zeggen. Als ik dat toch deed, zou iedereen mij verlaten. De gedachte alleen al was ondraaglijk. Dus zweeg ik.
Verraden
De eerste keer dat hij mij verkrachtte, was ik zo in shock dat de dag erna mijn lichaam spontaan begon te trillen en te schudden. Hoe jong ik ook was, ik wist dat mijn lichaam mij hierdoor kon verraden. Iemand zou zo kunnen ontdekken wat mijn vader met me deed. Dus leerde ik mijn lichaam onder controle te houden. Met spierspanning stopte het beven. Daarnaast prentte ik mezelf in dat het misbruik niet echt was gebeurd. Zo zorgde ik ervoor dat niemand wat aan mij merkte.
Mijn ouders gingen scheiden toen ik acht jaar was. Daarmee hield het seksuele misbruik op maar de geestelijke mishandeling en verwaarlozing door mijn moeder gingen gewoon door. Ik deed alle huishoudelijke taken in huis: wassen, boodschappen doen, koken, schoonmaken. Toch was het nooit goed. Niets deugde er aan mij. Als ik de ramen lapte, vond ze een streepje, als ik aardappels bakte, vertelde ze dat mijn zus het beter deed. Bovendien hoorde ik iedere dag hoezeer ze mijn vader mistte. Ik probeerde mijn moeder gelukkig te maken, maar faalde keer op keer.
Eenzaam
Het aller- allerergste van alles vond ik de onnoemelijke eenzaamheid die ik als kind voelde. Omdat niemand zag wat er zich afspeelde bij ons thuis en omdat niemand ingreep, leerde ik dat ik niet belangrijk was. Alle nare ervaringen overtuigden mij dat ik slecht was en dat alles wat er in mijn leven gebeurde mijn eigen schuld was.
Op een bepaald moment kreeg ik onverklaarbare buikpijn. Na onderzoek door de huisarts bleek er geen fysieke oorzaak voor te zijn. De huisarts vroeg helemaal niets. Ik kon weer naar huis en dat was het. Terwijl: hij kende onze situatie, want hij kwam regelmatig bij ons over de vloer omdat mijn moeder soms wekenlang haar bed niet uitkwam. Waarom ze in bed bleef liggen, wisten we niet. De arts vertelde niets. Het enige wat hij deed was op norse toon koffie eisen. Dan ging hij aan de keukentafel zitten, dronk zwijgzaam de koffie en vertrok weer.’
Compliment
‘Ik had het fijn gevonden als hij eens aan me had gevraagd hoe het met mij ging, of dat hij me een compliment had gegeven voor de zorg voor mijn moeder. Een positief woord of compliment van een volwassene betekent zoveel voor een kind in de verdrukking. Korte tijd later kreeg mijn moeder valiumpillen voorgeschreven. En weer zweeg de huisarts. Een kind dat alleen leeft met een moeder die regelmatig valium krijgt, daar moet je toch iets mee?’
Hoewel ik op mijn zeventiende het ouderlijke huis had verlaten, kwam ik mentaal niet los van mijn moeder. Ik kon haar dwingende verzoeken om langs te komen niet negeren. Ook ging ze door met mij te beledigingen en te kleineren. Door het voortdurend aanpassen aan mijn moeder en aan anderen, voelde ik me op den duur helemaal leeg van binnen. Ik voelde letterlijk niets meer. Na een zelfmoordpoging op mijn zevenentwintigste besloot ik dat het zo niet meer verder kon en ging ik in therapie. Pas toen lukte het me los te komen en kon ik ook het seksuele misbruik door mijn vader verwerken. Tijdens jarenlange sessies waarin ik flink van me afgeschreeuwd en afgeschopt heb, raakte ik al die woede en onmacht kwijt.
Pas nadat anderen zeiden: “Ja, het is écht heel erg wat je meegemaakt hebt”, was ik in staat te accepteren dat ik geestelijk en lichamelijk misbruikt ben. Dankzij de therapie kon ik eindelijk in de spiegel naar mezelf kijken en van mijn lichaam houden. Voor het eerst in mijn leven werd ik mij bewust dat ik ook bestaansrecht heb. Hoewel het aangeven van mijn grenzen moeilijk blijft. Na de therapie zag ik mijn moeder nog af en toe, maar dat was zoals ik zelf noem een ‘Zonnebloemcontact’: ze was voor mij een oudere dame die ik soms bezocht maar met wie ik geen enkele emotionele band had.
Redding
Inmiddels zijn mijn ouders overleden. Ik ben nu gelukkig, maar beschadigd. Zo heb ik geen partner, omdat ik niet in staat ben om een intieme relatie met een ander aan te gaan. Elke keer blijk ik mezelf zó aan te passen dat ik mijzelf verlies. Er was mij veel leed bespaard gebleven als volwassenen in mijn omgeving tijdig aan de bel hadden getrokken. Ik weet het, het is not done om je met een ander te bemoeien. Ook de angst om iemand onterecht te beschuldigen van kindermishandeling is groot. Dat ís ook afschuwelijk. Maar het is nog afschuwelijker als een kind mishandeld wordt en niemand iets doet.
Vergeet niet dat jaarlijks in Nederland 119 duizend kinderen mishandeld worden en ieder jaar overleven vijftig van hen dit niet. Om het belang van tijdig ingrijpen te verduidelijken, zeg ik wel eens dat er ook niet getwijfeld wordt over het weghalen van een kind uit een oorlogsgebied. Een kind dat geestelijk of lichamelijk mishandeld wordt, leeft in een oorlogssituatie en verdient ook redding.
Om meer aandacht te geven aan de ernst van kindermishandeling heb ik een stichting opgericht en deel ik mijn persoonlijke ervaring op scholen, kinderopvang, ziekenhuizen, vrijwilligersorganisaties en EHBO-cursussen. Ik wil dat kindermishandeling bespreekbaar wordt. Ook met ouders. Het is goed om te bedenken dat zij geen monsters zijn. Ook mijn ouders niet. Hun gedrag heeft te maken met onvermogen, stress, armoede en frustratie. Door de lezingen en manifestaties die ik organiseer, hoop ik dat mensen niet meer wegkijken als ze een kind zien lijden én dat ze milder naar zichzelf kijken als zij ooit mishandeld zijn.’
[bio] Ted Kloosterboer is directeur en oprichter van Stichting Praat. Via workshops en publieke acties wil zij kindermishandeling bespreekbaar maken. Daarnaast werkt zij als hovenier.

